Feest van Ridván (Verkondiging van Bahá’u’lláh)

Feest van Ridván (Verkondiging van Bahá’u’lláh) Feest van Ridván (Verkondiging van Bahá’u’lláh) Feest van Ridván (Verkondiging van Bahá’u’lláh) Bahá’u’lláh werd met Zijn familie verbannen naar Bagdad. Hij verbleef tien jaar in Bagdad, waar Hij enkele van Zijn beroemdste werken schreef, waaronder de “Verborgen Woorden“,“Zeven Valeien“, en het  “Boek van Zekerheid”.  Zijn geschriften zinspeelden op Zijn rang, maar de tijd voor openbare verkondiging was nog niet aangebroken. Ook bezocht Hij regelmatig koffiehuizen, waar theologische en filosofische gesprekken plaatsvonden. De verfijning van Zijn uitleg en de schoonheid van Zijn taalgebruik trok vele mensen aan.

Bang dat zijn groeiende eerbetoon enthousiasme onder het volk van Iran voor de nieuwe religie zou ontsteken, heeft het regime van de Shah met succes aangedrongen op de Ottomaanse autoriteiten om Hem verder weg te sturen.

In april 1863, vóór het vertrek van Baghdad naar Constantinopel (nu Istanbul), kampeerde met Zijn gezelschap twaalf dagen in een tuin aan de oever van de Tigris rivier, die Hij de Tuin van Ridvan (= Paradijs) noemde. Daar vertelde Bahá’u’lláh aan familie en vrienden dat Hij de Beloofde was, zoals voorzegd in alle religieuze geschriften van de wereld.

“Waarlijk Ik zeg u, dit is de Dag waarin de mensheid het Aangezicht kan aanschouwen en de stem kan horen van de Beloofde. De roep van God is aangeheven en het licht van Zijn aanschijn verlicht de mensen. Het betaamt ieder mens om elk spoor van ijdele woorden van de tafel van zijn hart uit te wissen en, open en onbevooroordeeld, de blik te richten op de tekenen van Zijn Openbaring, de bewijzen van Zijn Zending en de zinnebeelden van Zijn heerlijkheid. Groots is waarlijk deze Dag! De zinspelingen die in aIle heilige Geschriften hierop zijn gemaakt als de Dag van God, getuigen van de grootheid ervan.” 
(citaat uit de “Bloemlezing uit de Geschriften van Bahá’u’lláh”)

Op 3 mei 1863 reed Bahá’u’lláh te paard uit Baghdad op weg naar Constantinopel, de hoofdstad van het Ottomaanse Rijk, vergezeld van Zijn familie en een aantal van Zijn toegewijde volgelingen. Hij was erg geliefd door de inwoners van Bagdad. Ooggetuigen zeiden dat menigten zich langs de weg verzamelden en vele toeschouwers, waaronder ook studenten en regeringsambtenaren overmand waren door emoties terwijl zij Hem eerbiedig vaarwel zeiden.

Ter herdenking van die twaalf dagen vieren Bahá’ís ieder jaar het Feest van Ridván, en van die dagen zijn de eerste, de negende en de twaalfde heilige dagen, waarop zij niet werken. Verder worden ieder jaar op de eerste dag van Ridván over de hele wereld verkiezingen van Plaatselijke Geestelijke Raden, bestaande uit negen leden, gehouden. Het Ridván Feest wordt beschouwd als het belangrijkste feest op de bahá’í kalender.

Scroll naar boven
Geverifieerd door MonsterInsights